Hazrat Mirza bevestigt zijn geloof in de beëindiging van het profeetschap
Hazrat Mirza Ghulam Ahmad verklaarde keer op keer dat het zijn geloofsovertuiging is, dat de Heilige Profeet Mohammed de Khātam-un-nabiyyīn (of Khātam-ul-Anbiyā) is, en dat dit betekent dat er geen enkele profeet dan ook kan komen na hem. Hieronder worden enkele van deze uitspraken gegeven. We hebben hier alleen die uitspraken geciteerd, waarin hij specifiek gebruik heeft gemaakt van de termen Khātam-un-nabiyyīn of Khātam-ul-Anbiyā. Hij heeft ook andere uitspraken gedaan, zonder verwijzing naar deze termen, die evenzo bevestigen dat de profeet Mohammed de Laatste Profeet is na wie geen enkele profeet dan ook kan komen.
(Opmerking: Er worden eerst de Nederlandse vertalingen van alle uitspraken gegeven. Dit wordt gevolgd door de oorspronkelijke Urdu teksten van al die uitspraken.)
1. In zijn boek Izalah Auham haalt hij het Khātam-un-nabiyyīn-vers van de Koran (33:40) in het Arabisch aan en vertaalt dit als volgt in het Urdu:
“Dat wil zeggen: Mohammed is niet de vader van enige man onder jullie, maar hij is de Boodschapper van Allah en degene die een eind maakt aan de profeten.”
Hij heeft de term Khātam an-nabiyyīn hier vertaald in de betekenis van: degene die een eind maakt aan de profeten. (In het Urdu: khatam karne wala hai nabiyon ka.)
Het legt verder uit:
“ Dit vers wijst er ook duidelijk op, dat er na onze Profeet (vrede zij met hem) geen boodschapper (rasūl) meer zal komen op de wereld. Daarom is het volkomen duidelijk bewezen dat de Messias, zoon van Maria, niet kan terugkeren naar deze wereld.”
– Izalah Auham, p. 614. Ruhani Khaza'in, vol. 3, p. 431
2. “De Heilige Koran laat de komst van enige boodschapper (rasūl) na de Khātam-un-nabiyyīn, hetzij een nieuwe, hetzij een oude, niet toe.”
– Izalah Auham, p. 761. Ruhani Khaza'in, vol. 3, p. 511
3. “Het feit dat onze Heilige Profeet de Khātam-ul-anbiyā is, maakt ook de dood van Jezus noodzakelijk, omdat indien er nog een profeet komt na hem, dan zou hij niet de Khātam-ul-anbiyā meer kunnen blijven zijn, noch zou de ‘openbaring van profeten’ als beëindigd kunnen worden beschouwd. …
De terugkeer van Jezus staat nergens in de Heilige Koran vermeld, maar de beëindiging van het profeetschap staat volmaakt helder vermeld. Onderscheid maken tussen de komst van een oude profeet [d.i. Jezus] en een nieuwe profeet is kwalijk. Noch de Hadies, noch de Koran maakt een dergelijk onderscheid en de ontkenning in het hadiesverslag ‘Er is geen profeet na mij’ is in algemene zin. Wat een vermetelheid, stoutmoedigheid en laatdunkendheid is het om afstand te doen van de duidelijke betekenis van de Koran, je eigen zwakke gissingen achterna lopende, en te geloven in de komst van een profeet na de Khātam-ul-anbiyā!”
– Ayyam-us-Sulh, p. 146. Ruhani Khaza'in, vol. 14, p. 392 tot 393
Hier heeft Hazrat Mirza duidelijk de term Khātam-ul-anbiyā voor de Heilige Profeet Mohammed in de betekenis genomen van dat de Profeet Mohammed de Laatste Profeet was, na wie er helemaal geen profeet meer kan komen.
4. “ ‘Mohammed is niet de vader van enige man onder jullie, maar hij is de Boodschapper van Allah en de Khātam-un-nabiyyīn.’ Weten jullie niet dat de Genadevolle God onze Heilige Profeet onvoorwaardelijk verklaard heeft tot de Khātam-ul-anbiyā en dat onze Profeet in uitleg op dit vers heeft gezegd: ‘Er is geen profeet na mij,’ wat een duidelijke verklaring is voor de zoekers naar de waarheid? Als we het als toegestaan beschouwen dat er een profeet na onze Profeet, vrede en de zegeningen van Allah zij met hem, kan verschijnen, dan moeten we toestaan dat de deur van wahy nubuwwat [openbaring aan profeten] openstaat, en dit is duidelijk verkeerd, zoals dit niet verborgen is voor de moslims. Hoe kan er een profeet komen na onze Profeet wanneer de openbaring is beëindigd na zijn dood en Allah met hem een einde heeft gemaakt aan de profeten?”
– Hamamat-ul-Bushra, p. 81 tot 82. Ruhani Khaza'in, vol. 7, p. 200