Wie zijn wij

Moslims die tot de Lahore Ahmadiyya Beweging in de Islam behoren geloven dat er geen god is behalve Allah en dat Mohammed de Boodschapper van Allah is. Zij geloven ook in de uitspraak van de heilige profeet Mohammed (moge vrede en de zegeningen van Allah op hem rusten): "Ik ben de laatste der profeten, na mij komt er geen profeet". Dit houdt in dat zij geloven dat de heilige profeet Mohammed (vzmh) de allerlaatste profeet is die door Allah naar de wereld is gezonden. Na hem kan er geen oude of nieuwe profeet meer verschijnen. De stichter van de Ahmadiyya Beweging in de Islam, Hazrat Mirza Ghulam Ahmad »

 

Boeddha, een profeet van Allah

Geloof in beeindiging van het profeetschap

 

Hazrat Mirza bevestigt zijn geloof in de beëindiging van het profeetschap

 
Hazrat Mirza Ghulam Ahmad verklaarde keer op keer dat het zijn geloofsovertuiging is, dat de Heilige Profeet Mohammed de Kh�tam-un-nabiyyīn (of Kh�tam-ul-Anbiy�) is, en dat dit betekent dat er geen enkele profeet dan ook kan komen na hem. Hieronder worden enkele van deze uitspraken gegeven. We hebben hier alleen die uitspraken geciteerd, waarin hij specifiek gebruik heeft gemaakt van de termen Kh�tam-un-nabiyyīn of Kh�tam-ul-Anbiy�. Hij heeft ook andere uitspraken gedaan, zonder verwijzing naar deze termen, die evenzo bevestigen dat de profeet Mohammed de Laatste Profeet is na wie geen enkele profeet dan ook kan komen.

(Opmerking: Er worden eerst de Nederlandse vertalingen van alle uitspraken gegeven. Dit wordt gevolgd door de oorspronkelijke Urdu teksten van al die uitspraken.)


1. In zijn boek Izalah Auham haalt hij het Kh�tam-un-nabiyyīn-vers van de Koran (33:40) in het Arabisch aan en vertaalt dit als volgt in het Urdu:
 
“Dat wil zeggen: Mohammed is niet de vader van enige man onder jullie, maar hij is de Boodschapper van Allah en degene die een eind maakt aan de profeten.”
 
Hij heeft de term Kh�tam an-nabiyyīn hier vertaald in de betekenis van: degene die een eind maakt aan de profeten. (In het Urdu: khatam karne wala hai nabiyon ka.)
 
Het legt verder uit:
 
“ Dit vers wijst er ook duidelijk op, dat er na onze Profeet (vrede zij met hem) geen boodschapper (rasÅ«l) meer zal komen op de wereld. Daarom is het volkomen duidelijk bewezen dat de Messias, zoon van Maria, niet kan terugkeren naar deze wereld.”
 
Izalah Auham, p. 614. Ruhani Khaza'in, vol. 3, p. 431

 
2.         “De Heilige Koran laat de komst van enige boodschapper (rasÅ«l) na de KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n, hetzij een nieuwe, hetzij een oude, niet toe.”
 
Izalah Auham, p. 761. Ruhani Khaza'in, vol. 3, p. 511

3.         “Het feit dat onze Heilige Profeet de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� is, maakt ook de dood van Jezus noodzakelijk, omdat indien er nog een profeet komt na hem, dan zou hij niet de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� meer kunnen blijven zijn, noch zou de ‘openbaring van profeten’ als beëindigd kunnen worden beschouwd. …
De terugkeer van Jezus staat nergens in de Heilige Koran vermeld, maar de beëindiging van het profeetschap staat volmaakt helder vermeld. Onderscheid maken tussen de komst van een oude profeet [d.i. Jezus] en een nieuwe profeet is kwalijk. Noch de Hadies, noch de Koran maakt een dergelijk onderscheid en de ontkenning in het hadiesverslag ‘Er is geen profeet na mij’ is in algemene zin. Wat een vermetelheid, stoutmoedigheid en laatdunkendheid is het om afstand te doen van de duidelijke betekenis van de Koran, je eigen zwakke gissingen achterna lopende, en te geloven in de komst van een profeet na de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ�!”
Ayyam-us-Sulh, p. 146. Ruhani Khaza'in, vol. 14, p. 392 tot 393
 
Hier heeft Hazrat Mirza duidelijk de term Kh�tam-ul-anbiy� voor de Heilige Profeet Mohammed in de betekenis genomen van dat de Profeet Mohammed de Laatste Profeet was, na wie er helemaal geen profeet meer kan komen.

4.         “ ‘Mohammed is niet de vader van enige man onder jullie, maar hij is de Boodschapper van Allah en de KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n.’ Weten jullie niet dat de Genadevolle God onze Heilige Profeet onvoorwaardelijk verklaard heeft tot de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� en dat onze Profeet in uitleg op dit vers heeft gezegd: ‘Er is geen profeet na mij,’ wat een duidelijke verklaring is voor de zoekers naar de waarheid? Als we het als toegestaan beschouwen dat er een profeet na onze Profeet, vrede en de zegeningen van Allah zij met hem, kan verschijnen, dan moeten we toestaan dat de deur van wahy nubuwwat [openbaring aan profeten] openstaat, en dit is duidelijk verkeerd, zoals dit niet verborgen is voor de moslims. Hoe kan er een profeet komen na onze Profeet wanneer de openbaring is beëindigd na zijn dood en Allah met hem een einde heeft gemaakt aan de profeten?”
 
Hamamat-ul-Bushra, p. 81 tot 82. RuhaniKhaza'in, vol. 7, p. 200

5.         “De Heilige Profeet heeft herhaaldelijk gezegd dat er geen profeet meer zal komen na hem en de hadies ‘Er is geen profeet na mij’ was zo alom bekend, dat niemand enige twijfels had over de authenticiteit ervan. En de Heilige Koran, waarvan elk woord zuiver is, heeft in zijn vers ‘Hij is de Boodschapper van Allah en de KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n’ bevestigd dat het profeetschap feitelijk beëindigd is met onze Heilige Profeet.Maar hoe zou het mogelijk kunnen zijn, dat er een profeet komt na de Heilige Profeet Mohammed volgens de werkelijke betekenis van het profeetschap? Dit zou de hele structuur van de islam vernietigd hebben.”
 
Kitab-ul-Barriyya, p. 184, voetnoot. Ruhani Khaza'in, vol. 13, blz. 217-218

6.         “Om kort te gaan, door de heilige profeet Mohammed de naam de KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n te geven in de Koran, en door het gezegde van de Heilige Profeet zelf ‘Er is geen profeet na mij’, heeft God het punt beslist dat er geen profeet meer kan komen na de Heilige Profeet in termen van de werkelijke betekenis van het profeetschap.”
 
Kitab-ul-Barriyya, p. 185, voetnoot. Ruhani Khaza'in, vol. 13, blz. 218

7.         “Door te zeggen ‘Er is geen profeet na mij,’ heeft de Heilige Profeet Mohammed de deur voor een nieuwe profeet of voor de terugkeer van een profeet geheel gesloten.”
 
Ayyam-us-Sulh, p. 152. Ruhani Khaza'in, vol. 14, p. 400

 
8.         “Iemand zou kunnen tegenwerpen: ‘Jezus verscheen ​​als een profeet van God voor de bevestiging van de Thora. Dus in vergelijking met hem, wat is de waarde van uw getuigenis [om de waarheid van de Koran te bevestigen]. Dan zou er ook in deze tijd een profeet nodig moeten zijn voor een nieuwe bevestiging.’
 
Allah, de Meest Hoge, zegt: ‘Hij is de Boodschapper van God en de KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n.’ En in de Hadies komt voor: ‘Er is geen profeet na mij.’ Bovendien is de dood van Jezus bewezen vanuit beslissende teksten; dus is er geen hoop op zijn terugkeer naar de wereld. Indien er nog een profeet zou komen, nieuw of oud, hoe zou de Heilige Profeet dan de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� kunnen zijn?”
 
Ayyam-us-Sulh, p. 74. Ruhani Khaza'in, vol. 14, blz. 308-309

9.         “Het betaamt God niet een profeet te zenden na de KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n, of dat Hij het systeem van het profeetschap opnieuw opstart na het beëindigd te hebben.”
 
Ainah Kamalat Islam, p. 377. Ruhani Khaza'in, vol. 5, p. 377

10.      “Ik geloof vast dat onze heilige profeet Mohammed (vrede zij met hem) de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� is en dat er na hem geen profeet meer zal komen voor deze gemeenschap (ummah), nieuw noch oud.”
 
Nishan Asmani, p. 28. Ruhani Khaza'in, vol. 4, p. 30

11.      “Het werkelijke feit waar ik hoogst plechtig van getuig, is dat onze Profeet, vrede en zegeningen van Allah zij met hem, de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� is en dat er na hem geen enkele profeet meer zal komen, oud noch nieuw.”
 
Anjam Atham, p. 27, voetnoot. Ruhani Khaza'in, vol. 11, p. 27

12.      “De Heilige Koran heeft in de verzen ‘Deze dag heb ik voor jullie jullie godsdienst vervolmaakt,’ en ‘Hij is de Boodschapper van Allah en de KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n,’ het profeetschap beëindigd met de Heilige Profeet Mohammed. En het heeft in klare woorden gezegd dat de Heilige Profeet de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� is.”
 
Tuhfa Golarwiya, p. 83. Ruhani Khaza'in, vol. 17, p. 174

13.      “Aangezien onze Leider en Boodschapper, vrede en de zegeningen van Allah zij met hem, de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� is, en er geen profeet meer kan komen na hem, om deze reden zijn profeten vervangen door heiligen in deze Shari’ah.”
 
Shahadat-ul-Quran, pagina 23-24. Ruhani Khaza'in, vol. 6, blz. 323-324

14.      “Men moet uit het diepst van zijn hart geloven, dat het profeetschap is beëindigd met de Heilige Profeet Mohammed, zoals Almachtige God zegt: ‘Hij is de Boodschapper van Allah en de KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n.’ Door dit vers te verwerpen, of het te bagatelliseren, neemt men in feite afstand van de islam. … Men moet weten dat God al Zijn profeetschappen en boodschapperschappen heeft beëindigd met de Heilige Koran en de Heilige Profeet”
 
Al-Hakam, 17 augustus 1899, p. 6.

15.      “Allah is het Wezen Dat … Adam maakte en boodschappers en geschriften zond en als laatste van allen Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) zond, die de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� en de beste der boodschappers is.”
 
Haqiqat-ul-Wahy, p. 141. Ruhani Khaza'in, vol. 22, p. 145
 
Voor meer citaten uit Haqiqat-ul-Wahy, zie deze link.

Na het jaar 1901

In antwoord op de hierboven gegeven citaten, wordt ons verteld dat het slechts tot het jaar 1901 was dat Hazrat Mirza Ghulam Ahmad de geloofsopvatting voorstond dat KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n (of KhÄ�tam-ul-anbiyÄ�) de Laatste Profeet betekent na wie geen profeet meer kan komen, en dat hij in november 1901 deze deze geloofsopvatting had gewijzigd, door KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n in de betekenis te nemen van ‘beste,’ maar niet de laatste Profeet. We hebben al hierboven al zijn uitspraak aangehaald uit Haqiqat-ul-Wahy en naar andere citaten uit datzelfde boek verwezen, waaruit blijkt dat hij in dit boek, dat werd gepubliceerd mei 1907, dezelfde opvatting tot uitdrukking brengt.

Hieronder geven we nog enkele uitspraken na het jaar 1901, die zelfs voor een gemiddelde lezer zonder veel religieuze kennis duidelijk maken, dat Hazrat Mirza Kh�tam-un-nabiyyīn beschouwde in de betekenis van de ​Laatste der Profeten

16. In zijn boek Tazkirat-ush-Shahadatain (‘Het verhaal van twee de martelaren’), gepubliceerd in 1903, behandelt Hazrat Mirza Ghulam Ahmad de antwoorden die hij gaf op verschillende vragen toen hij met een van die martelaren, de beroemde Sahibzada Abdul Latif, sprak. Op een gegeven moment schrijft hij:
 
“Ik gaf hem het antwoord dat aangezien de Heilige Profeet Mohammed de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� en er geen profeet meer na hem zou komen ...”

Tazkirat-ush-Shahadatain, p. 43. Ruhani Khaza'in, v. 20, p. 45

17. In zijn lezing die hij in Ludhiana gaf op 4 november 1905, verklaarde hij:
 
“De Heilige Profeet is de KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n en de Heilige Koran is de KhÄ�tam-ul-Kutub.”

– Lezing Ludhiana, p. 37. Ruhani Khaza'in, v. 20, p. 285

Nu betekent de term KhÄ�tam-ul-Kutub voor de Heilige Koran niet dat het ‘het beste, maar niet het laatste’ van de geopenbaarde boeken is. Alle moslims geloven dat de Koran een eind heeft gebracht aan alle geopenbaarde boeken. KhÄ�tam-un-nabiyyÄ«n in diezelfde zin betekent daarom ook “degene die een eind heeft gebracht aan alle profeten.’

18. In zijn boek Barahin Ahmadiyya, deel 5, dat hij begon te schrijven in 1905, bekritiseert hij zijn tegenstanders die de verkeerde opvatting voorstaan, dat de profeet Jezus in de laatste dagen weer zal terugkeren naar deze wereld, en hij schrijft dat volgens die opvatting Jezus dan de Kh�tam-ul-anbiy� zou zijn.

Barahin Ahmadiyya, deel 5, p. 45. Ruhani Khaza’in, v. 21, p. 58.

Het is duidelijk dat KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� hier alleen de ‘laatste’ van de profeten, en zeker niet de ‘beste’ van de profeten betekent. Geen moslim gelooft dat Jezus, door terug te keren, de ‘beste’ van de profeten kan worden. Maar hij wordt zeker de laatste indien hij terugkeert.

19. En in hetzelfde boek schrijft hij ook, dat er in de boeken van de joden staat geschreven, dat de Messias die ​​onder hen zou verschijnen:
 
“hun KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� zou zijn”

Barahin Ahmadiyya, deel 5, p. 120. Ruhani Khaza’in, v. 21, p. 286.

Ook hier kan KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� alleen de laatste van hun profeten betekenen. De ‘beste’ van hun profeten zou hun grote wetgever Mozes zijn, en niet hun Messias (nl. Jezus).

20. In een voetnoot op dezelfde pagina als hierboven (Ruhani Khaza’in, v. 21, p. 286), vergelijkt Hazrat Mirza Ghulam Ahmad zichzelf met Hazrat Abu Bakr, en schrijft dat ze beiden opstonden in een tijd van vreselijke bezorgdheid voor de islam toen de moslims de islam verlieten, en zij de moslims weer terug in haar schoot brachten. Door zichzelf met Hazrat Abu Bakr te vergelijken, laat hij zien dat hij niet een profeet was, maar een khalÄ«fa van de Heilige Profeet.

21. In hetzelfde boek schrijft hij ook:
 
“... Isa (Jezus) is de naam van de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� van de Israëlieten die aan het einde kwam, en Ahmad en Muhammad zijn de namen van de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� van de islam ...”

Barahin Ahmadiyya, deel 5, Appendix, blz. b ,Ruhani Khaza’in, v. 21, p. 412

Jezus als zijnde de KhÄ�tam-ul-anbiyÄ� van de Israëlitische profeten betekent alleen dat hij de laatste profeet was die onder hen verscheen. Daarom betekent dezelfde term die hier gebruikt is voor de Heilige Profeet, dat de laatste van de profeten ​​volgens de Islam zou verschijnen.

Ook moet worden opgemerkt dat de Heilige Profeet Mohammed was de laatste profeet ooit te ontstaan, betekent dit dat zijn gezag als profeet, en de zegeningen ontvangen door hem te volgen, zal voor altijd blijven.

 
Scans van de originele Urdu teksten van bovenstaande citaten.
 
 
1. Izala Auham, p. 614.Ruhani Khaza’in, vol. 3, p. 431:
 
Izala, p. 614
 
 
2. Izala Auham, p. 761.Ruhani Khaza’in, vol. 3, p. 511:
 
e-iz761
 
 


 
3. Ayyam-us-Sulh, p. 146. Ruhani Khaza’in, vol. 14, p. 392-393:
 
Ayyam-us-Sulh, p. 146
 
 
 
4. Hamamat-ul-Bushra, p. 81–82. Ruhani Khaza’in, vol. 7, p. 200:
 
Hamamat, 81-82
 


 
5. Kitab-ul-Barriyya, p. 184, footnote. Ruhani Khaza’in, vol. 13, pp. 217-218:
 
Kitab-ul-Bariyya, p. 184
 
 
6. Kitab-ul-Barriyya, p. 185, footnote. Ruhani Khaza’in, vol. 13, p. 218:
 
Kitab-ul-Bariyya, p. 185
 
 
7. Ayyam-us-Sulh, p. 152. Ruhani Khaza’in, vol. 14, p. 400:
 
Ayyam-us-Sulh, p. 152
 


 
8. Ayyam-us-Sulh, p. 74. Ruhani Khaza’in, vol. 14, pp. 308-309:
 
Ayyam-us-sulh, p. 74
 
 
9. Ainah Kamalat Islam, p. 377. Ruhani Khaza’in, vol. 5, p. 377:
 
Ainah Kamalat Islam.p. 377
 
 
10. Nishan Asmani, p. 28. Ruhani Khaza’in, vol. 4, p. 30:
 
Nishan Asmani, p.28
 
 
11. Anjam Atham, p. 27, footnote. Ruhani Khaza’in, vol. 11, p. 27:
 
Anjam Atham, p. 27
 
12. Tuhfa Golarwiya, p. 83. Ruhani Khaza’in, vol. 17, p. 174:
 
Tuhfa Golarwiyya, p. 83
 
 
13. Shahadat-ul-Quran, pages 23-24. Ruhani Khaza’in, vol. 6, pp. 323-324:
 
Shahadat-ul-Quran, p. 23
 
 
14. Al-Hakam, 17 August 1899, p. 6:
 
Al-Hakam, August 1899
 
 
15. Haqiqat-ul-Wahy, p. 141. Ruhani Khaza’in, vol. 22, p. 145:
 
Haqiqat-ul-Wahy, p. 141
Voor meer citaten uit Haqiqat-ul-Wahy, zie deze link.
 
 
16. Tazkirat-ush-Shahadatain, p. 43. Ruhani Khaza’in, v. 20, p. 45:
 
http://www.ahmadiyya.org/noclaim/images/tsh43.jpg
 
 
17. Lecture Ludhiana, p. 37. Ruhani Khaza’in, v. 20, p. 285:
 
http://www.ahmadiyya.org/noclaim/images/ll37.jpg
 
 
18. Barahin Ahmadiyya Part 5, p. 45. Ruhani Khaza’in, v. 21, p. 58:
 
http://www.ahmadiyya.org/noclaim/images/bav45.jpg
 
 
19. Barahin Ahmadiyya Part 5, p. 120. Ruhani Khaza’in, v. 21, p. 286:
 
http://www.ahmadiyya.org/noclaim/images/bav120.jpg
 
 
20. Barahin Ahmadiyya Part 5, p. 120, footnote. Ruhani Khaza’in, v. 21, p. 286:
 
http://www.ahmadiyya.org/noclaim/images/bav120f.jpg
 
 
 
21. Barahin Ahmadiyya Part 5, Appendix, page b. Ruhani Khaza’in, v. 21, p. 412:
 
http://www.ahmadiyya.org/noclaim/images/bav-appb-412.jpg